Wat is de betekenis van zeurkous?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zeurkous

iemand die zeurt. iemand die altijd iets te zeuren of te klagen heeft; zeurpiet. Voorbeelden: Een zwaarmoedig mens schijnt hij te zijn geweest, een zeurkous en mensenhater. NRC, 1994 Hier en daar was er nog een zeurkous die opwierp dat de cijfers in dit verkiezingsjaar misschien gemanipuleerd worden, maar de rest van de hande...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zeurkous

zeurkous - Zelfstandignaamwoord 1. (scheldwoord) (informeel) iemand die steeds zeurt Een grote zeurkous. Woordherkomst samenstelling van zeur(werkwoord) en kous

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zeurkous

s., eamelder, eamelsek, -bek, -gat (it), seamel(der), seurder, seur(pôt), sangerpôt, -doaze, hangel-, jeuzelgat (it) t(s)jirmer.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zeurkous

v. en m. (-en), iem. die steeds zeurt; evenzo ZEURPIET enZEURZAK.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zeurkous

m. en v. (-en) vervelende pruttelaar(ster).

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zeurkous

v./m. (-en), iemand die steeds zeurt.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZEURKOUS

ZEURKOUS, m. en v. (-en), die zeurt.