zeur
zeur - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeuren ♢ Ik zeur 2. gebiedende wijs van zeuren ♢ zeur! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeuren ♢ zeur je? zeur - ...
Nederlandstalige WikiWoordenboek
zeur - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeuren ♢ Ik zeur 2. gebiedende wijs van zeuren ♢ zeur! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zeuren ♢ zeur je? zeur - ...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
v./m. (-en), iemand die steeds zeurt, zeurkous.
Nederlands woordenboek (7e druk)
I. v. (-en), (niet alg.) 1. lor, vod, prul; 2. wissewasje, beuzeling, kleinigheid; II. m. en v. (-en), iem. die steeds zeurt, zeurkous.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip zeur heeft 2 verschillende betekenissen: 1. zeur - ZEUR, v. (-en ), lor, vod, prul; wissewasje, beuzeling, kleinigheid. 2. zeur - ZEUR, m. en v. (-en), zeurkous.
Gerelateerde zoekopdrachten