Wat is de betekenis van zes?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zes

zes - Hoofdtelwoord 1. het gehele getal tussen vijf en zeven, in Arabische cijfers 6, in Romeinse cijfers VI zes - Zelfstandignaamwoord 1. het getal 6.

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zes

zes - telwoord, zelfstandig naamwoord 1. getal dat volgt op vijf ♢ twee plus vier is zes 1. symbool waarmee het getal 6 wordt voorgesteld ♢ Sylvana haalde een mager zesje voor biologie ...

2024-04-20
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Zes

Dit getal is een symbool van de evenwichtigheid van de krachten: zoals de zes vierkanten van een dobbelsteen, of de twee over elkaar geschoven gelijkzijdige driehoeken van een zeshoekige ster; de driehoek die naar beneden wijst, symboliseert volgens veel psychoanalytici het vrouwelijke en de naar boven wijzende driehoek het mannelijke geslachtsdeel...

2024-04-20
Prisma van de symbolen

Hans Biedermann (1992)

zes

een van de minder belangrijke symbolische getallen. Als ‘hexameron’ wordt het scheppingswerk in zes dagen aangeduid, want God rustte ‘op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had’ (Genesis 2:3).

2024-04-20
Droom lexicon

G. Senger (1985)

Zes

Het getal zes verkrijgt men als men het ‘vrouwelijke’ getal twee vermenigvuldigt met de ‘mannelijke’ drie. De zes symboliseert dus een geslaagde samenwerking van deze twee tegenstellingen. Een positieve betekenis heeft de zes ook op grond van het feit dat de dobbelsteen, deze volmaakte geometrische vorm, zes kanten heeft. Bo...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zes

num., seis; met zijn -sen, sech(s)tesom, seizesom; — en een half, sawndeheal; stuk land vanpondemaat, seize; van -sen klaar, op fjouweren bislein.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zes

I. telw., 1. hoofdtelw., zelfst. en bijv., vijf plus één : twee maal drie is zes ; dat kost zes gulden ; iedere aflevering bestaat uit zes vel ; — als pronomen : het waren er zes-, 2. zelfst. en pronominaal gebruikt in de verb. vorm zessen : zes personen : jullie zessen ; wij zijn met zijn (ons) zessen ; deel dit o...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zes

1. bepaald hoofdtelw. (bijv.) zes sigaren; (zelfst.) vijf en één is zes; wij waren met ons zessen; met de zes rijden, met zes paarden; ze hebben pleizier voor zes; van zessen klaar, a) oorspr. v. e. paard met vier goede poten en twee goede ogen, b) fig. in alle opzichten flink, bijdehand; 2. v. zessen (getalmerk, cijfer): schrijf een...