zemelknopen
(16e eeuw) (inf.) onnuttige dingen doen, beuzelen, haarkloven, zeuren, zaniken. • Seemelknóópe, zaniken, vroom leuteren, met een inslag van schijnheiligheid. (S. Keyser: Het Tessels. Inleiding, vocabulaire en teksten. 1951) • zeemelknôôpe, ww. zemelknopen, muggeziften; zeuren. (A.P.M. Lafeber: Het dialect van Go...