Wat is de betekenis van Zelfvertrouwen?

2024-03-29
De Nieuwe Spelerij

De nieuwe Spelerij (2022)

Zelfvertrouwen

is het vertrouwen in je eigen kunnen en vaardigheden om succes te behalen.

2024-03-29
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Zelfvertrouwen

Zelfvertrouwen is het gevoel van eigenwaarde. Letterlijk betekent het het vertrouwen van een persoon in zichzelf in dat wat hij of zij kan of hoe diegene is. Zelfvertrouwen is een belangrijk begrip in de psychologie. Het zegt veel over iemands functioneren. Iemand die weinig zelfvertrouwen heeft staat minder zeker in het leven en heeft doorgaans mo...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zelfvertrouwen

zelfvertrouwen - Zelfstandignaamwoord 1. geloof in eigen vermogen, kunde of kracht Zijn zelfvertrouwen kreeg daardoor een flinke deuk. Woordherkomst samenstelling van zelf en vertrouwen

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zelfvertrouwen

zelfvertrouwen - zelfstandig naamwoord uitspraak: zelf-ver-trou-wen 1. vertrouwen op wat je kunt ♢ hij heeft veel zelfvertrouwen Zelfstandig naamwoord: zelf-ver-trou-wen het zelfvertrouwen

2024-03-29
MOM's lexicon van de opvoedmisstanden

Marga Schiet (2003)

Zelfvertrouwen

Zelfvertrouwen zit in een kind zelf en dat kun je niet aanleren. Het ene kind heeft van nature meer zelfvertrouwen dan het andere. Maar de omgeving van een kind is van grote invloed op de ontwikkeling van zelfvertrouwen. Pas als mensen uit de omgeving van een kind hem laten zien dat ze vertrouwen in hem hebben, kan een kind het zelf ook ontwikkelen...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zelfvertrouwen

s.n., selsbitrouwen (it).

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zelfvertrouwen

o., vertrouwen in of op zichzelf, het vertrouwen op eigen krachten tegenover zijn taak en mogelijke hinderpalen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zelfvertrouwen

o. (het vertrouwen in eigen kracht).