Wat is de betekenis van zeiken?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zeiken

1) (13e eeuw) (plat) urineren; pissen*. Zie ook: zeiken als een nijlpaard. • Zeiken, w., o. — Wateren, sprek. van dieren, en, in gemeene taal, ook van menschen, Fr. uriner. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1903) • ‘Hij zijkt,’ lachen de jongens als het dier in laatste...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zeiken

zeiken - Werkwoord 1. (informeel) veelvuldig en langdurig klagen over weinig belangrijke zaken Zit toch niet zo te zeiken! 2. (inerg) (dysfemisme) urineren Die rotkater heeft weer op die plek gezeken. 3. (onpr), (informeel) stortregenen ...

2024-04-25
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zeiken

Van kleren: druipen (van het water); - als onpers. ww.: het zeikt, het regent dat het giet; ook: het regent dat het zeikt.

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Zeiken

(Barg.) wateren, urineren.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zeiken

(zeikte, heeft gezeikt), 1. (Zuidn.) druipen: zijn kleren zeikten van ’t water ; — het regent dat het zeikt, het regent zeer hard ; 2. (plat) pissen; 3. (plat) zeuren, zaniken.

2024-04-25
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

zeiken

wateren.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zeiken

(zeek, zeikte; heeft gezeken) [~ sij(pelen)] Plat. urineren.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zeiken

(zeikte, heeft gezeikt, en zeek, heeft gezeken), (plat) 1. pissen; 2. stortregenen; 3. zeuren, zaniken.