Wat is de betekenis van zeggenschap?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zeggenschap

zeggenschap - Zelfstandignaamwoord 1. het recht om over iets te beslissen Krijg ik ook nog zeggenschap in deze beslissing? Woordherkomst Afgeleid van zeggen met het achtervoegsel -schap. Verwante begrippen inspraak

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zeggenschap

zeggenschap - zelfstandig naamwoord uitspraak: zeg-gen-schap 1. recht om ergens over te beslissen ♢ wij hebben daar geen zeggenschap over Zelfstandig naamwoord: zeg-gen-schap de zeggenschap

2024-04-23
Financiële begrippenlijst

ING (2016)

Zeggenschap

De macht om zodanig invloed uit te oefenen op het financiële en operationele beleid van een entiteit dat daaruit voordeel wordt verkregen.

2024-04-23
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

zeggenschap

zeggenschap - De invloed die iemand kan uitoefenen op beslissingen die een bedrijf neemt. Een aandeelhouder kan zijn zeggenschap via zijn stemrecht op de aandeelhoudersvergadering uitoefenen; een commissaris heeft zeggenschap uit hoofde van zijn functie.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zeggenschap

v. g. mv., vermogen of gelegenheid om te zeggen, te bevelen : zeggenschap over iets hebben, krijgen, recht om daaromtrent iets te beschikken of te gelasten; zeggenschap hebben in een aangelegenheid.

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zeggenschap

v. en o. macht, invloed: krijgen; de over de mond der Schelde.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zeggenschap

v. (g.mv.), vermogen of gelegenheid om te zeggen, te bevelen: — over iets hebben, krijgen, recht om daaromtrent iets te beschikken of te gelasten.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZEGGENSCHAP

ZEGGENSCHAP, v. (gemeenz.) zeggenschap krijgen, wat te zeggen, te bevelen krijgen, invloed verkrijgen.