Wat is de betekenis van zegenrijk?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zegenrijk

zegenrijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. voorspoed veroorzakend. Woordherkomst samenstelling van zegen en rijk Synoniemen fortuinlijk, gelukkig, voorspoedig, welvarend

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zegenrijk

bn. (-er, -st), veel zegen in zich hebbend of medebrengend, zeer heilzaam: de zegenrijke gevolgen; - zeer voorspoedig, gelukkig: een zegenrijke tijd, een zegenrijk jaar.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zegenrijk

bn. (rijk aan zegening): een zegenrijk gevolg, een zegenrijke arbeid, een zegenrijk jaar, gelukkig, voorspoedig; de zegenrijkste gevolgen.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zegenrijk

bn. en bw. (-er, -st) 1. rijk aan zegening. 2. voorspoedig, gelukkig: een jaar; de -ste gevolgen.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zegenrijk

bn. (-er, -st), veel zegen in zich hebbend of meebrengend, zeer heilzaam: de zegenrijke gevolgen; zeer voorspoedig, gelukkig: een jaar.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZEGENRIJK

ZEGENRIJK, bn. (-er, -st), met zegeningen overladen : de zegenrijke gevolgen; voorspoedig, in bloei: een zegenrijke tijd, een zegenrijk jaar.