Wat is de betekenis van zegen?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zegen

zegen - Zelfstandignaamwoord 1. (m) het verlenen van een goddelijke of bovennatuurlijke bijstand. Er rustte een zegen op zijn gehele huis. 2. (m) het afroepen van [1] over iemand, met name door een lid van de geestelijkheid. De voorganger eindigde...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zegen

zegen - zelfstandig naamwoord uitspraak: ze-gen 1. woorden waarmee een priester de gunst van God over je afroept ♢ hierbij geef ik u mijn zegen 1. mijn zegen heb je! [ik vind het best wat je van pl...

2024-04-23
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

zegen

gebed of vrome wens, meestal gepaard gaande met gebaren, waardoor een persoon of een zaak onder bijzondere bescherming van God wordt gesteld of aan zijn dienst wordt toegewijd.

2024-04-23
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Zegen

het afroepen van de bescherming van God, onder het maken van het kruisteeken over den persoon of de zaak, die gezegend moet worden, en (in zeer veel gevallen) het uitspreken van een liturgische formule. De zegen over personen wordt gegeven zoowel in als buiten de H. Mis; over zaken (zie Sacramentalia) meestal buiten de H. Mis. De latijnsche Z. (afb...

2024-04-23
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

ZEGEN

Sleepnet, boven voorzien van kurken drijvers en beneden verzwaard met lood. In het midden van het net is een zak, waarin de gevangen vis zich verzamelt. Het vistuig wordt, na uit een boot te zijn uitgezet, op bepaalde Z.-trekplaatsen tegen de wal ingehaald. De Z.-visserij is beperkt tot de grote meren en wordt alleen in de wintermaanden uitgeoefend...

2024-04-23
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

ZEGEN

en vloek waren in de opvatting der ouden magische woorden of handelingen, die dus uit zichzelf geluk of ongeluk brachten. De zegen werd opgevat als een kracht, die uitging van een handoplegging, van een woord of een geschenk, en was hij eenmaal gegeven, dan was hij ook onherroepelijk. Deze opvatting komt o.a. zeer duidelijk tot uiting in Gen. 27 :...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zegen

1. s., seine; er rust geenop, it bidijt net. 2. s.; (visnet), seine; met devissen sein(e)fiskje, -tôgje, -toaije; één keer vissen met de —, seineset.

2024-04-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zegen

m., 1. in ’t alg. heilig woord dat overbrenging van weldadige macht bewerkt; in ’t bijz. formule, vergezeld van een teken (kruis) of gebaar, waardoor men Gods gunst en bescherming over iem. of iets wil doen komen: iem. zijn zegen geven; de priesterlijke zegen uitspreken; 2. het toedelen van —, resp. bedeeld zijn met...