Wat is de betekenis van zeel?

2024-04-20
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zeel

Het begrip zeel heeft 3 verschillende betekenissen: 1) touw. dik touw. 2) draagband aan kleding. elk van de twee draagbanden aan een broek of een jurk. 3) band onder een stoel e.d.. brede, sterke band aan de onderkant van bv. een bank of een stoel.

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zeel

zeel - Zelfstandignaamwoord 1. sterke brede band waarmee men iets voorttrekt of vastbindt. Arch. (1811) Verheugen zich, datze de handt aen het zeel mogen slaen.'' - Vondel. Woordherkomst >Middelnederlands zeel >Germaans *sailo-, een -l- afleiding van een proto-Indo-Eu...

2024-04-20
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

zeel

(zn) touw BM, EK.

2024-04-20
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

zeel

aan éénzelfde zeel trekken (zich achter één zaak scharen, samenwerken)

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

zeel

(het, zelen) dik touw. - aan één/hetzelfde zeel trekken, het met elkaar eens zijn, één lijn trekken. Het is bijna normaal dat renners die een heel jaar samen optrekken, ook in het kampioenschap aan één zeel trekken. - HN, 17-08-2002.

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Zeel

draagband

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

zeel

1. Touw, inz. dik touw; soms bep.: klokketouw. Mieke strompelt vlug de kapel in naar het vettige zeel, en trekt, rap en hard, als om den verloren tijd in te winnen, TIMMERMANS 1923, 89. ’t Was alsof een wreede hand hem naar de keel greep en dreigde hem te zullen verwurgen ... Hij zag en hoorde niet meer. Het zeel in zijn vuist gloeide van he...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zeel

s.n., seel (it), himpse(e)l (it).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zeel

o. (zelen), 1. draagriem, brede band van rouw, zeildoek e.d.: zelen onder ledikanten, stoelen; het zeel van een haam; 2. (Zuidn.) touw in ’t alg., vooral dik touw; — één zeel trekken, één lijn trekken.