Wat is de betekenis van zandhaas?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zandhaas

1) (1900) (sold.) infanterist. Ook wel 'zandhapper'. Vgl. ook Duits: Sandhase. Zie ook: luchthaas*. • Zandhaas: scheldnaam voor infanterist. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914) • Soo'n sandhaas... gossienikkie... 'n goeie stem om cokes te kloppen. (Israël Quer...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zandhaas

zandhaas - Zelfstandignaamwoord 1. een spotnaam voor een soldaat in het landleger (iemand die als een haas in het zand rondspringt) Ik ga liever naar zee dan een zandhaas te worden. Woordherkomst samenstelling van zand en haas

2024-03-29
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Zandhaas

Zandhaas - schipper die zich terugtrekt aan wal. Vgl. Eng. barrack stanchion.

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

zandhaas

(vnl. marinetaal) infanterist; landmacht-militair. Minder frequent is zandhappen Ook in het Duits: Sandhase. In soldatentaal betekende zandhazenkul vroeger ‘onzin, kletskoek’.‘Wat zou me rouwen, jou beroerde zandhaas?’ snauwde Andries. (J.van Lennep, Ferdinand Huyck, 1840) Dat zal jullie zandhazen toch duur te staan komen!...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zandhaas

m. (...hazen), 1.een soort van witte haas, heihaas (Lepus davuricus): 2. (sold.) scheldn. voor een infanterist.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zandhaas

m. zandhazen (een soort van [witte] heihaas).

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zandhaas

(’zant) m.(...hazen) witte haas die op zandige heigrond leeft,