zakkenvuller
(1796, zak-vulder) (scheldw.) profiteur; iemand die zich verrijkt op kosten van de gemeenschap. Volgens het WNT voor 1922 slechts in Vlaams -Belgische bronnen en steeds in de vorm ‘zak(ken)vulder’ aangetroffen. • Behalve een aantal gedichten en recensies en een interessant dialoog over de speelwijze van het Berliner Ensemble bevat...