Wat is de betekenis van zakken?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zakken

1) (2005) (politie) terug naar de cel moeten. • Ook de politie heeft haar vakjargon. Voor lieden die regelmatig met de politie in aanmerking komen (het koor wordt steeds groter) is het geen geheimtaal. Ze weten het precies. 'Zakken' is terug naar de cel en 'wieberen' is heenzenden op last van de chef. (A.C. Baantjer: Appie Baantjer compleet. 2...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zakken

zakken - Werkwoord 1. ergatief naar beneden gaan Gelukkig zakte het waterpeil voor de dijk door kon breken. 2. ergatief niet slagen voor een examen Ik ben weer gezakt voor mijn rijexamen. zakken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zakken

zakken - regelmatig werkwoord uitspraak: zak-ken 1. omlaag gaan ♢ het water in de rivier is gezakt 2. een kleinere waarde krijgen ♢ de waarde van de euro is gezakt ...

2024-04-25
Jargon & Slang van Journalisten en zetters

Marc De Coster (2017)

Zakken

Zakken - van de redactieafdeling naar de zetterij gaan. Zettertjes kolommen met kleine advertenties. Vgl. mini.

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

zakken

1. Duiken, d.w.z. een slag met opzet niet nemen. 2. Van een kaart, waarmee de slag gewonnen had kunnen worden: niet leggen.

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Zakken

iemand laten hem of haar in de steek laten. Informele uitdr.

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

zakken

De verwensingen zak door de bagger, zak door de shit, zak er maar in, zak in de blubber, zak in de beer, zak in de stront, zak in elkaar wezenloos, zak in je gra/betekenen ‘maak dat je wegkomt, ik heb vreselijk het schurft aan je’. De verwensing wordt gebruikt in geval van verontwaardiging, boosheid, woede. De verwenser wil een a...

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

zakken

(ook:) A. onoverg. (zakte, is gezakt), 1. naar beneden komen/gaan, afdalen, dalen. Engel dribbelt naar de brede houten trap, zakt, loopt zachtjes fluitend naar buiten (Doelwijt 1972b: 92). 2. uitstappen. Nee! Kijk goed! We zin d’ral... iedereen moet hier zakken! De bus was in no time leeg (Cairo 1976: 124). B. overg. (zakte, heeft gezakt),...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zakken

v., sakje; (van prijzen), falle, ôf-, delgean; (voor examen), strûpe, kitst wurde, troch de koer sakje, falle; (van pijn), saksearje, saksedearje, bikomme; de pijn zakt, de pine jowt him del.