Wat is de betekenis van zaaitijd?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zaaitijd

periode waarin men zaait. periode waarin men pleegt te zaaien. Voorbeelden: Oost-indische kers, bontbladig (Tropaeolum 'Alaska') categorie kruiden [...]. Makkelijke eenjarige met bont blad. Bloemen, blad en jonge zaden zijn eetbaar. Alle delen zijn peperig van smaak. Zaaitijd april - mei. http://www.denationaleproeftuin....

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zaaitijd

zaaitijd - Zelfstandignaamwoord 1. de periode waarin gezaaid kan worden Een deel van de gewassen en planten heeft het voorjaar als zaaitijd. Woordherkomst samenstelling van zaai(werkwoord) en tijd

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zaaitijd

zaaitijd - zelfstandig naamwoord uitspraak: zaai-tijd 1. tijd dat er gezaaid wordt ♢ als het na de zaaitijd regent, kunnen de nieuwe plantjes goed groeien 1. die slaapt in de zaaitijd, vindt geen maaltijd ...

2024-04-19
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Zaaitijd

is het ogenblik waarop men een bepaald gewas zaait. De z. wordt globaal bepaald door het winter- of zomerkarakter van een gewas (herfst- of voorjaarszaai) en door de verlangde kiemtemp. (vroege of late voorjaarszaai). Bij de meer nauwkeurige afpassing van de z. gelden overwegingen als: het vrijkomen van het veld (door de oogst van het voorgewas), d...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zaaitijd

m. (-en), tijd dat er gezaaid wordt; (spr.) die slaapt in de zaaitijd, vindt geen maaltijd, als men in zijn jonge tijd niet werkt, heeft men later gebrek.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zaaitijd

m. (-en) tijd dat er gezaaid wordt.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zaaitijd

m. (-en), tijd dat er gezaaid wordt; (spr.) die slaapt in de —, vindt geen maaltijd, als men in zijn jonge tijd niet werkt, heeft men later gebrek.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZAAITIJD

ZAAITIJD, m. tijd wanneer gezaaid wordt; ...TOESTEL, m. o. (-len), zaaimachine; ...VELD. o. (-en), zaailand; ...WEDER, o. weder gunstig om te zaaien; ...ZAAD, o. (...zaden), zaad dat uitgezaaid zal worden; ...ZAK, m. (-ken), zak waaruit het zaaikoren gestrooid wordt.