Wat is de betekenis van ZAAGBEKKEN?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zaagbekken

zaagbekken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zaagbek

2024-04-24
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

ZAAGBEKKEN

Duikeenden met slanke getande snavel en kuifje op de kop. De middelste zaagbek (Mérgus senator) is een algemene doortrekker en wintergast van vooral brakke en zoute wateren. Talrijk op de Grevelingen en het Veerse Meer. De grote zaagbek (M. mergdnser) is wintergast in klein aantal, vooral van zoete binnenwateren; bij strenge vorst in groter...

2024-04-24
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

zaagbekken

een familie van zwemvogels, verwant aan de eenden, met gezaagde snavelranden en een haakvormig snaveleinde. Deze snavelbouw maakt het onder water jagen op vissen mogelijk. De grote zaagbek is wintergast op onze binnenwateren, de kleinere zaagbek vooral op zee, het nonnetje overwintert op de binnenwateren.

2024-04-24
Dieren-encyclopedie

Lize Stilma (1961)

Zaagbekken

Zaagbekken zijn duikeenden; we kennen de grote en de middelste zaagbek. Zoals de naam zegt, is de ene groter dan de ander; de grote is 65, de ander 58 cm.

2024-04-24
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Zaagbekken

is de naamaanduiding voor een groep van eenden, die snavels met scherpe, naar achteren gerichte tandjes hebben. Het zijn uitstekende zwemmers en duikers, die voorn. van vis leven. Tot de z. behoren de grote zaagbek, de middelste zaagbek en het nonnetje.

2024-04-24
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Zaagbekken

(Merginae), vogels beh. tot de eendachtigen*. Vrij algemeen is aan onze kust de Grote Z. (Merganser merganser), uitstekend zwemmer en duiker. Voedt zich met vissen. Verder: Middenste Z. (M. serrator )en Nonnetje (Mergus albellus).

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZAAGBEKKEN

ZAAGBEKKEN, m. mv. eene soort van zwemvogels (mergus serrator), die zich kenmerkt door een smallen, aan de spits haakvormig gebogen bek, welks zijranden met tandjes bezet zijn; aan onze stranden en rivieren komen de volgende drie voor : de groote zaagbek (mergus merganser), 80 cM. ook duikergans en roséwaard geheeten; de middelste zaagbek (Af. serr...