Wat is de betekenis van Zaagbek?

2024-04-24
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zaagbek

duikeend met een snavel met tanding. duikeend die een lange, smalle snavel heeft met een haakpunt en een gezaagde binnenkant (tanding) om grip te houden op gevangen vis en die, afhankelijk van de soort, op zout en brak of meer op zoet water wordt aangetroffen. Wordt onder meer aangetroffen in de soortaanduidende verbindingen grote zaagbek...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zaagbek

zaagbek - Zelfstandignaamwoord 1. één van een aantal eendensoorten uit het geslacht Mergus die voornamelijk vis eten en een gekartelde snavelrand bezitten. 's Winters zijn zaagbekken vaak in Nederland te zien. Woordherkomst samenstelling van zaag en bek

2024-04-24
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Zaagbek

Algemene benaming voor de Eendensoorten uit het geslacht Mergus. In de Lage Landen komen Nonnetje (volksnaam Kleine Zaagbek), Middelste Zaagbek en Grote Zaagbek voor. D Säger (=letterlijk Zager, welk woord ook in het N wel voor deze soorten gebruikt wordt; pools Tracz 'Zaagbek', letterlijk 'hij die zaagt'; E algemene benami...

2024-04-24
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

ZAAGBEK

Eendachtige vogel. De grote, de middelste Z. en het nonnetje komen 's winters uit het noorden.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zaagbek

s.; grote —, greate bûnte dûkelein, dûker; middelste —, bûnte dûkelein, dûker.

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zaagbek

m. (-ken), geslacht van eendachtige vogels (Mergus) met een smalle, aan de spits haakvormig gebogen bek, welks zijranden met tandjes bezet zijn ; grote zaagbek (M. merganser); middelste zaagbek (M. serrator).

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zaagbek

m. zaagbekken (eendachtige zwemvogel, naar de uitsteeksels van de zijranden van zijn haakvormig gebogen bek): de middelste zaagbek, Lat. mergus serrator (wintervogel).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zaagbek

m. (-ken) eend met tandjes aan de zijwanden van de haakvormig gebogen bek, in Noord-Europa en Noord-Aziê (Mergus senator).

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zaagbek

m. (-ken), Mergus, een vogelgeslacht uit de familie vogels, zeven soorten omvattend (waarvan er één is uitgestorven). (e) De zaagbekken zijn gekenmerkt door een lange, rechte en slanke snavel, waarvan de punt een recht naar beneden gebogen zgn. nagel draagt, die over de punt van de ondersnavel reikt. Op de randen van bovenen ondersnav...