Wat is de betekenis van ZAADJE?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zaadje

(19e eeuw, vero.) (Vlaanderen, schol.) (knikkerspel) elk der knikkers die de inzet vormen. • (Lodewijk Willem Schuermans: Algemeen Vlaamsch Idioticon. 1865) • Zaadje, knikker in een bepaald knikkerspel, bv. 'zaadjen in 'n ronde', elders ook: 'de groote ronde, de Fransche ronde, de Engelsche ronde'. Door de spelers werden knikkers in een...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zaadje

zaadje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zaad

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zaadje

o. (-s), l.een enkel zaad, zaadkorrel; ook fig.; 2. (gew. Zuidn. bij sommige spelen) voorwerp waarmee en waarom men speelt (als een knoop, cent, knikker enz.): ik heb mijn zaadje, d.i. ik heb niets bij het spel gewonnen of verloren, ik heb juist mijn inzet terug ; — steen bij het kootspel e.d.: wacht wat om te spelen, het voorste z...

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zaadje

o. (-s), een enkel zaad, een afzonderlijke zaadkorrel; ook fig.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZAADJE

ZAADJE, o. (-s), verkleinw. van zaad; (gew. Zuidn.) (bij sommige spelen) voorwerp waarmede en waarom men speelt (als een knoop, cent, knikker, koolzaad; ...DRAAD, bestanddeel van het enz.): ik heb mijn zaad of zaadje, d. i. ik heb niets bij het spel gewonnen of verloren, ik heb juist mijn inzet terug; — een spel dat algemeen den naam van zaad...