Wat is de betekenis van wrevel?

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wrevel

wrevel - zelfstandig naamwoord uitspraak: wre-vel 1. geërgerd en geprikkeld zijn ♢ Ivar voelde wrevel in zich opkomen toen Gracia begon te zeuren Zelfstandig naamwoord: wre-vel de wrevel

2024-04-18
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Wrevel

Onder wrevel verstaat men: mismoedigheid, bittere spijt, nauwelijks bedwongen knorrigheid. In het Middelnederlands kwam naast de vorm vrevel die: gewelddaad betekende, ook de vorm verevel voor. Daaruit blijkt dat het woord bestaat uit het voorvoegsel ver-, bekend in woorden als verdienen en verdelen, en een grondwoord evel dat voortleeft in het Eng...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wrevel

s., wrevel, spyt, spitigens, grimmitigens.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wrevel

I. zn. m., misnoegdheid, gegriefd-, lichte bitterheid, bedwongen spijt: die weigering vervulde hem met wrevel; hij sprak met bittere wrevel; uit wrevel iets doen — II. bn. bw. (-er, -st), 1. wrevelig ; 2. (ongewoon, litt. t.) misdadig: ten pleit om wettig erf, te wrevel haar ontzeid (Staring).

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wrevel

1. m. (misnoegdheid, bitterheid, bedwongen spijt): hij kon zijn wrevel niet verkroppen, spijt; 2. bn. (wrevelig): een wrevel gemoed.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wrevel

('vre:vəl) I. m. 1.misnoegdheid : hij kon zijn niet verkroppen. Syn.→ boosheid. 2. bedwongen spijt: dat vervulde hem met -. II. bn. en bw. (-er, -st) wrevelig : een gemoed.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wrevel

I. zn., m., misnoegdheid, gegriefdheid, lichte bitterheid, bedwongen spijt: uit wrevel iets doen; II. bn. en bw. (-er, -st), wrevelig.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Wrevel

In het Nederduitsch bet. wrevel als bijv.nw.: te krachtig, te welig; dit is dan ook de oorspr. bet.; het woord luidde bijv. in het Mhd.: vorevel, waarin vor = ver = te veel (vgl.: zich verslapen), en evel = kracht. Uit deze bet.: te krachtig, ontwikkelde zich die van: vermetel, stoutmoedig, overmoedig, gewelddadig, en verder bij ons: boos, nukkig....