Wat is de betekenis van woningbouw?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

woningbouw

woningbouw - Zelfstandignaamwoord 1. het bouwen van woningen Woordherkomst samenstelling van woning en bouw

2024-04-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

woningbouw

Het bouwen van gebouwen met een woningfunctie, in het bijz. in grote aantallen tegelijk. Begrip in gebruik sedert in XIXb blokken woningen werden gebouwd.

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

woningbouw

woningbouw - zelfstandig naamwoord uitspraak: wo-ning-bouw 1. het bouwen van woningen ♢ in de woningbouw is nog altijd veel werk 1. sociale woningbouw [het bouwen van woningen voor de laagstbetaald...

2024-04-25
XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Woningbouw

Woningbouw - Zie: Volkshuisvesting

2024-04-25
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Woningbouw

Gemeentelijke woningbedrijven en →woningcorporaties hebben een onschatbare bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het wonen in onze streek. Hun betekenis laat zich reeds afleiden uit de omvang van het woningbezit dat zij beheren. Hun invloed op de bouw- en woontechnische kwaliteit van de woningvoorraad was, en is nog steeds, groot. Daarnaas...

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Woningbouw

(volksk.) In de Saksische streken en eveneens in Limb. en Brab. werd oudtijds de bouw van een nieuwe boerderij verricht als beewerk. De arbeid geschiedde door de naberschap of kluft. De buren hielpen bij het opzetten van de zuilen, binten en spanten (bij het richten), bij het vlechten en met leem besmeren van de wanden, met het rietdekken, het grav...

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Woningbouw

m., het bouwen van woningen; (metonymisch) aantal gebouwde woningen: de woningbouw bereikte een peil van 80000 per jaar.