Wat is de betekenis van WITGELD?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

witgeld

(19e eeuw) (Zaanstreek) zilvergeld. • witgeld,znw. onz. (klemtoon op wit). Zilvergeld. Schertsend zegt de arbeider zaterdagsavonds: Nul ik hou het witgeld, de centen zijn voor moeder. (G.J. Boekenoogen en K. Woudt: De Zaanse volkstaal. 1821-1971. Aanvullingen)

2024-04-25
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

witgeld

zilvergeld: Zoveel centjes en witgeld heeft hij nog nooit bij elkaar gezien, SMIS2 183.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Witgeld

o.,zilvergeld.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

witgeld

o. (zilvergeld).

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

witgeld

o. zilvergeld.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WITGELD

WITGELD, o. zilvergeld.

Gerelateerde zoekopdrachten