Wat is de betekenis van wissewasje?

(1650) (inf.) kleinigheid; bagatel; onbenulligheid. Bij de Nederlandse arts en schrijver Salomon Van Rusting (1652-1709) gebruikt als bepalende samenstelling: 'die wissewasjens vent'. • ‘Ja, dat is altemaal mooi en goed,’ sprak volter schielijk, ‘maar dat zijn van die wissewasjes, daar toch niet van komen kan. ‘ (J.J. C...

wissewasje - Zelfstandignaamwoord 1. onbenulligheid.

wissewasje - zelfstandig naamwoord uitspraak: wis-se-was-je 1. iets wat onbelangrijk is ♢ je kunt die kinderen niet voor elk wissewasje straf geven Zelfstandig naamwoord: wis-se-was-je het wissewasje ...

s.n., wysjewasje (it); -s, skytmirakels, ditten en datten.

o. (-s), beuzeling, nietigheid, bagatel: met zulke wissewasjes houd ik mij niet op ; — (fig.) wissewasjes maken, twist maken.

o. wissewasjes (kleinigheid, nietigheid): wissewasjes, flauwiteiten, uitvluchten, onbetekenende praatjes.

(wissə'wasjə) o. (-s) [klnb.] beuzeling, kleinigheid : 't is maar een -; -s maken, twisten.

...

WISSEWASJE, o. (-s), beuzeling, nietigheid, bagatel: met zulke wissewasjes houd ik mij niet op; (fig.) wissewasjes maken, twist maken.