Wat is de betekenis van wisselen?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wisselen

wisselen - Werkwoord 1. (inerg) veranderen Hij moest van de leraar van plaats wisselen. 2. (inerg) op een ander spoor overgaan van treinen De trein moest snel wisselen. 3. (ov) het een voor het ander nemen of geven K...

2024-04-24
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

wisselen

1. Van gespeelde spellen: naar een andere tafel brengen waar ze nog gespeeld moeten worden. Bij viertallenwedstrijden worden de spellen halverwege gewisseld tussen de twee tafels. Bij parenwedstrijden worden de spellen na iedere ronde volgens een bepaald schema gewisseld. 2. Van paren of (bij een individueel toernooi) spelers: zich voor een nieuwe...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wisselen

wisselen - regelmatig werkwoord uitspraak: wis-se-len 1. het een geven voor het ander ♢ bij de grens moesten we geld wisselen 1. ze hebben geen woord gewisseld [niets tegen elkaar gezegd]...

2024-04-24
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Wisselen

(o.), (tandheelk.), de periode waarin het melkgebit wordt vervangen door het permanente gebit. Gedurende deze periode zijn zowel elementen van het melkgebit als elementen van het permanente gebit in de mondholte aanwezig

2024-04-24
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Wisselen

dat kan ik niet daar heb ik niet van terug. Informele uitdr. die meestal schertsend gebruikt wordt.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wisselen

v., (for)wikselje; (van kaatsparturen), forgean; de tanden —, toskwikselje; in de tijd zijn dat men de tanden wisselt, yn ’t wikseljen wêze; (van land), werve, wandelje; land dat om een zeker aantal jaren door de gebruikers gewisseld wordt, werf-, wandellân (it); niet kunnen &...

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wisselen

(wisselde, heeft gewisseld), 1. onderling veranderen, het een voor het andere nemen of geven: de plaatsen, van plaats wisselen ; r en l wisselen vaak; — van paarden wisselen, andere paarden nemen; — (van) tanden wisselen, andere tanden krijgen; — stuivertje wisselen, zie Stuivertje; — elkaa...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wisselen

wisselde, h. gewisseld (1 het een voor het ander geven, [om]ruilen; 2 veranderen; afwisselen met): 1. groot geld voor pasmunt wisselen; bankpapier wisselen, voor contanten; zonder bepaling: heeft u kleingeld? ik kan niet wisselen; fig. woorden wisselen, a) met elkaar spreken, b) twisten; van gedachten wisselen over; brieven wisselen, over en weer s...