wisselen
wisselen - Werkwoord 1. (inerg) veranderen ♢ Hij moest van de leraar van plaats wisselen. 2. (inerg) op een ander spoor overgaan van treinen ♢ De trein moest snel wisselen. 3. (ov) het een voor het ander nemen of geven ♢ K...
Wiktionary (2019)
wisselen - Werkwoord 1. (inerg) veranderen ♢ Hij moest van de leraar van plaats wisselen. 2. (inerg) op een ander spoor overgaan van treinen ♢ De trein moest snel wisselen. 3. (ov) het een voor het ander nemen of geven ♢ K...
drs. Toine van Hoof (2017)
1. Van gespeelde spellen: naar een andere tafel brengen waar ze nog gespeeld moeten worden. Bij viertallenwedstrijden worden de spellen halverwege gewisseld tussen de twee tafels. Bij parenwedstrijden worden de spellen na iedere ronde volgens een bepaald schema gewisseld. 2. Van paren of (bij een individueel toernooi) spelers: zich voor een nieuwe...
Muiswerk Educatief (2017)
wisselen - regelmatig werkwoord uitspraak: wis-se-len 1. het een geven voor het ander ♢ bij de grens moesten we geld wisselen 1. ze hebben geen woord gewisseld [niets tegen elkaar gezegd]...
L.J.M. Bogaert (2007)
(o.), (tandheelk.), de periode waarin het melkgebit wordt vervangen door het permanente gebit. Gedurende deze periode zijn zowel elementen van het melkgebit als elementen van het permanente gebit in de mondholte aanwezig
Marc de Coster (1998)
dat kan ik niet daar heb ik niet van terug. Informele uitdr. die meestal schertsend gebruikt wordt.
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., (for)wikselje; (van kaatsparturen), forgean; de tanden —, toskwikselje; in de tijd zijn dat men de tanden wisselt, yn ’t wikseljen wêze; (van land), werve, wandelje; land dat om een zeker aantal jaren door de gebruikers gewisseld wordt, werf-, wandellân (it); niet kunnen &...
Van Dale Uitgevers (1950)
(wisselde, heeft gewisseld), 1. onderling veranderen, het een voor het andere nemen of geven: de plaatsen, van plaats wisselen ; r en l wisselen vaak; — van paarden wisselen, andere paarden nemen; — (van) tanden wisselen, andere tanden krijgen; — stuivertje wisselen, zie Stuivertje; — elkaa...
M. J. Koenen's (1937)
wisselde, h. gewisseld (1 het een voor het ander geven, [om]ruilen; 2 veranderen; afwisselen met): 1. groot geld voor pasmunt wisselen; bankpapier wisselen, voor contanten; zonder bepaling: heeft u kleingeld? ik kan niet wisselen; fig. woorden wisselen, a) met elkaar spreken, b) twisten; van gedachten wisselen over; brieven wisselen, over en weer s...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: