Wat is de betekenis van winterprik?

2025-11-16
Woord van de week

Team taaladvies (2023)

winterprik

De lange vriesperiode die we net achter de rug hebben, kunnen we moeilijk een winterprik noemen. We spreken wel van een winterprik als de winter kort maar hevig toeslaat. Het woord is vergelijkbaar met speldenprik, dat figuurlijk gebruikt wordt om te verwijzen naar kleine vijandige handelingen. In België is het woord winterprik helemaal ingebu...

2025-11-16
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

winterprik

korte, plotse periode met winterweer. verschijnsel dat of periode waarin gedurende korte tijd plots winterweer met vorst of sneeuw optreedt na een verhoudingsgewijs milde weersperiode; korte, plotse periode met winterweer. Voorbeelden: Eerste echte winterprik in Europa. Na de milde start van oktober is het weer nu toch echt omgeslage...

2025-11-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

winterprik

(1971) (weerk.) korte maar hevige opstoot van winterweer (met vorst of sneeuw), vaak in een periode dat iedereen hoopt dat de winter voorbij is. Zinspeling op speldenprik. De term werd populair gemaakt door de Vlaamse weerkundige Frank Deboosere (1958) maar werd wellicht niet door hem bedacht. Deboosere was werkzaam bij de VRT sinds 1987 en moest...

Gerelateerde zoekopdrachten