Wat is de betekenis van winkelnering?

2025-06-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-06-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Winkelnering

v., het nering-doen in een winkel; —: gedwongen winkelnering, stelsel dat arbeiders een deel van hun loon moeten besteden in bepaalde, aan hun onderneming toebehorende winkels; truckstel.

2025-06-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

winkelnering

winkelnering - Zelfstandignaamwoord 1. (handel) een nering die (slechts) uit een winkel bestaat 2. (handel) kleinhandel Woordherkomst samenstelling van winkel en nering

2025-06-18
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Winkelnering

De (gedwongen) winkelnering was in de 19e, begin 20e eeuw een op arbeiders uitgeoefende dwang om aankopen in een winkel van de werkgever te doen. Met name in de lage verveningen werden arbeiders onder bedreiging met ontslag ertoe verplicht. De verplichting was zelden formeel vastgelegd en werd vaak ontkend. De prijzen in de winkel van de veenbaas l...

2025-06-18
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

WINKELNERING

De gedwongen W. was in de 19de, begin 20ste eeuw een op arbeiders uitgeoefende dwang om hun winkelwaren bij de werkgever te betrekken. Vooral berucht geworden in het laatst van de 19de eeuw in de lage verveningen. De veenbazen pasten daar de W. toe onder bedreiging met ontslag. Voordien, in 18de en eerste deel 19de eeuw werd de W. zonder protest aa...

2025-06-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

winkelnering

v. winkelneringen (klandizie in een winkel): gedwongen winkelnering, truck-stelsel.

2025-06-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

winkelnering

v. (-en) nering, klandizie van een winkel: de is daar aan 't verlopen; gedwongen -.

2025-06-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WINKELNERING

WINKELNERING, v. klandizie; daar is eene goede winkelnering, in dien winkel wordt veel verkocht; ...OPSTAND, m. het ameublement van een winkel : toonbank, doozen, kasten, enz.; ...PRIJS, m. (...zen), prijs waartegen de waren aan den winkel verkocht worden; ...RAAM, o. (...ramen); ...SCHULD, v. (-en), schuld die men in een winkel gemaakt heeft;...