willoos
willoos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder willoos ♢ De junk was een willoos slachtoffer van zijn eigen verslaving. Woordherkomst afgeleid van wil met het achtervoegsel -loos
Wiktionary (2019)
willoos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder willoos ♢ De junk was een willoos slachtoffer van zijn eigen verslaving. Woordherkomst afgeleid van wil met het achtervoegsel -loos
Muiswerk Educatief (2017)
willoos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wil-loos 1. alsof het geen wil heeft ♢ het blad werd willoos door de tuin geblazen Bijvoeglijk naamwoord: wil-loos de/het willoze ...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (...lozer, -t), zonder wil, hetzij geen wil hebbend, of (op zeker ogenblik) zijn wil niet uitoefenend, niet tot zijn beschikking hebbend: zij werden meegevoerd als een willoos blad door de wind; willoos het hij zich de berm af glijden ; een willoos werktuig in zijn hand.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-lozer, -t), zonder wil, hetzij geen wil hebbend, of zijn wil niet uitoefenend: een willoos werktuig in zijn hand.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: