Wat is de betekenis van willig?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

willig

willig - Bijvoeglijk naamwoord 1. volgzaam, bereid, gehoorzaam 2. levendig 3. (dierkunde) (seksualiteit) bronstig, tochtig, loops, hengstig willig - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van willigen ♢ Ik willig 2. gebiedende wijs van willigen ...

2024-04-20
Financieel Woordenboek

Frits Conijn & R.M. van Poll (2003)

willig

willig - Term om de stemming op een beurs mee aan te geven: de beurs is willig als de koersen sterk stijgen.

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

willig

gewillig, gehoorsaam.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Willig

adj. & adv., willich.

2024-04-20
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

willig

gewillig, bereidwillig, geneigd, bereid.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Willig

bn. bw. (-er, -st), 1. bereid, genegen: hij was daartoe willig ; — (in pregn. zin) bereid tot geslachtelijke omgang : zij bood willig heur weelde en heur luister (H. de Vries); een willig meisje, los van zeden ; een willige merrie, speels, tochtig; 2. volgzaam, gehoorzaam: willige kinderen ; een willig p...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

willig

bn., bw. (1 gewillig, gehoorzaam: 2 handel: aftrek hebbende, levendig): 1. een willig kind, karakter, volgzaam; 2. de markt, de beurs was willig, er was veel kooplust; de fondsen waren willig.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

willig

('willəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. bereid, genegen, gedienstig : tot iets zijn. 2. gehoorzaam, volgzaam : een kind. 3. aftrek hebbend ; de fondsen waren -; de beurs, de markt was -, er was veel kooplust. Tost. gedrukt. 4. vrijwillig : -e verkoping.