Wik
I. v. (-ken), weging; zoveel als, partij die (op de schaal van een waag) in eens gewogen wordt; 2.bw., (zeew.) ternauwernood : (fig.) het is wik of wak, het kan naar de ene of naar de andere kant doorslaan; wik noch wak zeggen, geen boe of ba. II. v. (-ken), kleine baai, kleine golf. III. gewoonl. WIKKE, v. (wikken), vlinderbloemig planten...