Wat is de betekenis van wijnstok?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

wijnstok

druif. klimplant die in vele variëteiten wordt geteeld voor de wijnproductie en een houtachtig stamgedeelte heeft, waaraan ranken met druiventrossen groeien; druivenstok; druif. Vaak ook ter aanduiding van het houtachtige stamgedeelte, met uitsluiting van de vertakkingen of wijnranken. Voorbeelden: Wijnstok. Volledige wet...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wijnstok

wijnstok - zelfstandig naamwoord uitspraak: wijn-stok 1. klimplant waaraan druiven groeien ♢ we hebben een wijnstok tegen het huis Zelfstandig naamwoord: wijn-stok de wijnstok de wijnsto...

2024-04-19
Funerair Lexicon

H.L.Kok (2002)

Wijnstok

In de symboliek vindt men dikwijls de gelijkenis dat Christus de wijnstok is, terwijl de discipelen de druiven voorstellen. Kruis en levensboom worden op monumenten niet zelden als wijnstok voorgesteld.

2024-04-19
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

wijnstok

een met stengelranken klimmende plant, die afkomstig is uit de landen om het oostelijke bekken van de Middellandse Zee. In Europa wordt de meeste wijn in Italië, Frankrijk en Spanje verbouwd, doch de Balkan en Duitsland leveren ook goede soorten. De druiven worden als verfrissend fruit genuttigd; gedroogd komen ze als rozijnen, sultana’s...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wijnstok

s., druvebeam, wynstôk, -drúf.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wijnstok

m. (-ken), klimplant ( Vitis vinifera) met handvormige bladeren en onaanzienlijke groenwitte bloempjes, die de wijndruif levert, in een groot deel der warme en gematigde luchtstreek gekweekt, zelden in het. wild groeiend ; — onder zijn wijnstok en vijgeboom zitten, een gerust en onbekommerd leven leiden (1 Kon. 4 : 25).

2024-04-19
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Wijnstok

(Vitis vinifera), houtige klimplant met takranken. Bloemen groen. Besvruchten; in het wild klein, donkerblauw, bij de gekweekte vormen (druiven) allerlei grootte en kleur.

2024-04-19
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

WIJNSTOK

(Vitis L.), plantengeslacht uit de familie der Vitaceeën met ca 60 soorten op het Noordelijk Halfrond, vnl. in de gematigde streken, meest loofwisselende klimheesters met bruin merg, enkelvoudige getande gelobde bladen en pluimen 5-tallige polygaam-dioecische bloemen, waarvan de kroonbladen te zamen als kapje afvallen. De belangr...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wijnstok

m. wijnstokken (klimplant, waaraan de druif groeit; Lat. vitis vinifera).