Wat is de betekenis van wijlen?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

wijlen

(16e eeuw) (euf. of sch.) dood. Bij P.C. Hooft: "By desen gaet te rugge aen U Ed. Mo. de Reqe van de Weduwe wijlen Elbert Sommesels." • Wylen N. N. Dit zegt men van eenen afgestorvenen. Wyl is tyd. Dus is kortswyl omgekeert tydkorting; en ergens verwylen, den tyd doorbrengen, vertoeven. Maar wylen word gestelt voor eertyds. Dan word'er voor, o...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wijlen

wijlen - Bijvoeglijk naamwoord 1. die inmiddels overleden is Wijlen koning Boudewijn weigerde in 1990 de abortuswet te ondertekenen. wijlen - Werkwoord 1. (inerg) aanwezig zijn, ronddwalen In de bolwerken wijlt nog de geest van vervlogen...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wijlen

wijlen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wij-len 1. wie overleden is ♢ wijlen mijn vader had erg veel humor Bijvoeglijk naamwoord: wij-len

2024-04-19
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Wijlen

In het Middelnederlands bestond een zelfstandig naamwoord wile: tijd, poos, uur, tijdsduur, dat nog voortleeft in ons werkwoord verwijlen voor: vertoeven. Het Duits kent Welle (eile mit Weile: haast u langzaam), het Engels heeft while (quite a while: een hele poos). Het deftige voegwoord wijl of dewijl voor: omdat is hetzelfde woord. Het is namelij...

2024-04-19
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

wijlen

overleden.

2024-04-19
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

wijlen

: nu wijlen (achter een naam), wijlen (voor een naam). Eén jaar na deze Witte Donderdag en deze Goede Vrijdag woonde de weduwe met haar zes kinderen van meneer Herman nu wijlen, nog op hetzelfde erf en in hetzelfde huis (C. Ooft 29). - Zie ook: zalig.

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wijlen

adj., ... silger.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wijlen

I. bn. (eig. weleer; overleden, staat voor de naam): wijlen koning Willem III. II. wijlde, h. gewijld (toeven).