Wat is de betekenis van wietstok?

2025-04-26
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

wietstok

sufferd, ezel, domoor Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht, in de vorm wiedstok. Verwoert vermeldt het als een bijvoeglijk naamwoord, met als betekenissen ‘dom, onnozel’. Mogelijk is dit een vergissing, want later is het alleen als...

2025-04-26
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

wietstok

(< Rotw. Wittstock, dom persoon), idioot: Die wietstok (saat) teuge me: loat Mien ’t moar gerust haure. Ik seg nog; dat is lauw tof; waafe in ’t spel beteikent feskutting, SMIS4 269.