Wat is de betekenis van wietkoker, wietstok, wiedstok, witstok?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

wietkoker, wietstok, wiedstok, witstok

(19e eeuw) (Barg.) stommeling, malloot, sufferd. Soms als goedmoedige aanspreektitel (zie citaat Hiddema). Oorspronkelijk gebruikt in de zwarthandel (zie Roskam). Wietstok is mogelijk ontleend aan het Rottwelsch (Duitse Bargoens): 'wit(t)stock'. • Wiedstok, (barg.), ezel, domoor. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van...

2024-04-23
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

wietkoker, wietstok, wiedstok, witstok

(Bargoens) stommeling; malloot; sufferd. Soms als goedmoedige aanspreektitel. Reeds bij Van Bolhuis. Oorspronkelijk gebruikt in de zwarthandel (zie Roskam). Wietstok is mogelijk ontleend aan het Rottwelsch (het Duitse Bargoens): wit(t) stock.Hé, wietkoker, wat staat er van me. (Haring Arie, Recht voor z’n raap, 1972) De Amsterdammer...

Gerelateerde zoekopdrachten