Wat is de betekenis van wieler?

2024-04-25
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

wieler

Verouderde benaming voor de fiets. In 1870 begon men, met Engeland voorop, steeds minder hout te gebruiken bij de fabricage van het rijwiel (dat voorheen in Nederland nog vélocipède, wieler of snelvoeter heette totdat in 1869 de Leidenaar Buys het woord ‘rijwiel’ uitvond), de holle framebuis kwam in zwang. (Wim van Eyle: Een eeuw Nederlandse wieler...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wieler

('wi:lər) m. (-s) fiets, rijwiel : twee-, driewieler.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WIELER

WIELER, m. (-s), rijwiel, fiets, inz. in samenst. tweewieler, driewieler.