wiedes
(1897) (inf.) duidelijk, begrijpelijk, voor de hand liggend: 'nogal wiedes'. Syn.: nogal glad*. • Ik zee maar - o ja - nou dan en toen ging-ie met die meid naar d'r toe en toe ging dat wijf d'r om prate om griffemeerd te worden en toen zat die sloome Schele maar aldoor te zegge, met zijn stijve smoel: “Juist ende zoo is het maar, net as...