Wat is de betekenis van wicht?

wicht - Zelfstandignaamwoord 1. (pejoratief) meisje 2. klein kind 3. (verouderd) gewicht Woordherkomst Van Oudgermaans *wihtiz (ding, wezen, gewicht). Vanwaar ook komen: Limburgs wich, Oudengels wiht (Modern: weight en wight), Duits Wicht, Zweeds vätte. Vergelijk ook gewich...

wicht - zelfstandig naamwoord 1. kind van het vrouwelijk geslacht ♢ ik heb kennisgemaakt met het wicht van onze Guus 2. klein, onnozel kind ♢ dat wicht weet niet waar ze het over heeft Zelfstandig...

(zn) meisje EK.

s.n., wicht (it).

wicht, kindje; ellendig mens, schurk; aardmannetje.

o. _(-en, (gew.) -er, -ers), 1. wezen; alleen nog in samenstellingen : booswicht, hellewicht; 2. klein kind: een onnozel wicht', arm wicht! balkende wichters (Potgieter); 3. (gew.) meisje, vrijster: een aardig wicht van achttien jaren ; 4. (in meisjestaal) meisje, kind (altijd ongunstig) : wat verbeeldt dat wi...

I. o. wichten (eig. enig ding of wezen, schepsel; inz. klein kind): arm wicht; mal wicht, a) zot, dwaas meisje! b) zot! een wichtje, kindje. II. o. (verwant met gewicht en wegen: 1 gewicht; 2 ook: een bepaald gewicht nl. 100 pond; in verkleinw. gram): 1 heb je je wicht wel? weeg het eens na, spreekt.; 2 schol per wicht.

I o. (-en; —je) 1. Algm. wezen, schepsel : booswicht; mal -! dwaas meisje of zot. 2. wichtje Inz. klein kind : een arm -je. II o. (-en; -je) [< wegen] Sprkt. 1. Algm. gewicht : heb je je welf 2. Inz. a. gewicht van 100 pond : vis ver -. b. wichtje, gram.

o. (-en, -ers), 1. wezen; alleen nog in samenst.: booswicht; 2. klein kind: een onnozel wicht. 3. meisje.