Wat is de betekenis van wibo?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

wibo

(1984) (jeugd) domoor; sufferd. Herkomst onduidelijk. • Wibo: iem. die dom doet. (Kristiaan Laps: Nationaal scheldwoordenboek. 1984) • Wibo: iemand die dom doet. 'Die wibo had weer eens de verkeerde tape opgezet.' (Marc Hofkamp en Wim Westerman: Aso's, Bigi's, Crimi's. Jongerentaalwoordenboek, 1989) • Wibo, domme jongen: wat staat...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wibo

wibo - Zelfstandignaamwoord 1. (scheepvaart) een klasse van stalen zeiljachten, variërend in lengte van 6 tot 13 meter Een wibo heeft meestal een multiknikspantromp uit 3-4 mm staal, soms verzinkt ter voorkoming van roest.

2024-04-19
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

wibo

(jeugdtaal) domoor; sufferd. Misschien een verwijzing naar AVRO-directeur Wibo van der Linde die in 1985 zijn belastingaanslag met enkele duizenden guldens omlaag had gepraat. Dit leidde tot de zgn. Wibo-affaire. Maar het scheldwoord dook al een jaar eerder op in een woordenboekje (zie Laps). Vgl. wuppo.

2024-04-19
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Wibo

m -> Wibe (Fri. en Gron.).