Wat is de betekenis van weten?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weten

weten - Werkwoord 1. ergens kennis van hebben Hoe kun je dat nou weten als die stof nog nooit behandeld is? 2. ~ te: erin slagen Hij wist zijn vader zover te krijgen hem dat geld te geven. 3. te weten te komen: iets ontdekk...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

weten

weten - onregelmatig werkwoord uitspraak: we-ten 1. ervan op de hoogte zijn ♢ weet jij waar Istanboel ligt? 1. het te weten komen [het horen of lezen] 2. voor je h...

2024-03-29
Kuifje in Vlaanderen

Michel Uyen

weten

Ik heb de studie weten ontstaan (de oprichting ervan meegemaakt). — Weet ge Velleman zijn? (te wonen, te zitten, waar zijn winkel is?). Ik weet u wonen.

2024-03-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

weten

- goed om weten, goed om te weten. De boete werd geseponeerd. Goed om weten, inderdaad. - DM, 20-11-2002. - het is (algemeen) geweten dat, het is (algemeen) bekend dat. - ik heb hem nog in Gent weten wonen, ik heb nog geweten dat hij in Gent woonde. - ik heb hem nog weten beweren dat, ik heb hem nog horen beweren dat. -...

2024-03-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

weten

1. Gevolgd door een infin.-constr. (zonder te): zien, meemaken; veelal weer te geven met: weten dat -; ik heb nooit weten beweren, ik heb nooit horen beweren dat -. Michaël, die nu reeds maanden in de woning van dezen laatste verbleef en er zijn maaltijden nam, had menigen avond den drukkersgezel aan den disch geweten, VAN HEMEL...

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Weten

v., wit(t)e, w i s t, w i t (t) e n; te — komen, gewaer-, wiis-, wyswurde, derefter komme; laten —, to witten dwaen, boadskipje; willen — (erkennen), wêze wolle; het niet zeker —, derôf wêze wolle; zeker —, fêst, klear, sekuer witte; niet — wa...

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Weten

(wist, heeft geweten), 1. kennis hebben van of omtrent, bekend zijn met: weet je waar Lima ligt? dat kon ik niet weten ; iets te weten komen ; ik weet het uit de krant, ik heb het in de krant gelezen; — van wie weet u dat?, wie heeft het u verteld ? ; — van iets weten, er van op de hoogte zijn : daar wist...

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

weten

1 onr. w.w., wist, h. geweten (bekend zijn met, kennis dragen van, op de hoogte zijn van): weet ge ook, hoe laat het is? iem. iets laten weten, doen weten; dat weet God (of: mag God weten); hij wil alles van die zaak weten; van wie weet je dat? hij weet wat hij wil; zij weet zelf niet wat zij wil, onzeker, besluiteloos; bij uitbr. weet jij mijn pen...