Wat is de betekenis van wervelen?

wervelen - Werkwoord 1. ergatief zich al draaiend ergens heen bewegen ♢ De waterhoos was over het meer gewerveld. 2. ergatief overdrachtelijk: zich snel voortbewegen ♢ De dansers wervelden over het toneel. 3. absoluut een draaiende beweging...

wervelen - regelmatig werkwoord uitspraak: wer-ve-len 1. snel ronddraaien ♢ de dansparen wervelen over de dansvloer 1. een wervelende show [met veel dans en glitter] Regelmatig werkw...

v., war(re)lje, rount(sj)emealle.

...

(wervelde, heeft gewerveld), 1. zich (snel) in kringen bewegen om een centrum (dat vaak betr. in rust blijft), roteren, ronddraaien: in de windwervelende bladeren ; 2. snel draaien : het wieltjen (t.w. een spinnewiel) wervelt op een draf (Ten Kate); 3. (w. g.) met een wervel sluiten.

wervelde, h. gewerveld (draaien): het stuifzand begint te wervelen.

('wervələn) (wervelde, heeft gewerveld) 1. met een wervel sluiten : een poort -. 2. draaien : het stuifzand begint te -.

is een frequentatief van ’t vroegere werven, dat draaien beteekende : soldaten werven = heen en weer gaan om ze te huren, pen wervel = een draaiertje op een deur. Verwerven: door werven (inspannen) iets krijgen (ver — er).

(wervelde, heeft gewerveld), zich (snel) in kringen bewegen om een centrum (dat vaak in rust blijft); roteren, ronddraaien: in de wind wervelende bladeren.