Wat is de betekenis van Welvoeglijk?

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Welvoeglijk

adj. & adv., fatsoenlik, skiklik.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Welvoeglijk

bn. bw. (-er, -st), passend, betamelijk, fatsoenlijk : dat is niet welvoeglijk; zich welvoeglijk gedragen ; — kies, kuis.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

welvoeglijk

bn., bw. (passend, betamelijk, welgemanierd, net, kies).

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

welvoeglijk

(wel'voechlək) bn. en bw. (-er, -st) overeenkomstig met de goede zeden : een gedrag. Syn. →: behoorlijk.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Welvoeglijk

bn. en bw. (-er, -st), passend, betamelijk, fatsoenlijk.