Wat is de betekenis van WELLEVEND?

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wellevend

adj. & adv., hoflik.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wellevend

bn. bw. (-er,-st), beleefd, welgemanierd : een wellevend man ; zich wellevend gedragen.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wellevend

bn., bw. (beleefd, beschaafd, welgemanierd): een wellevend man; zich wellevend gedragen.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wellevend

(wel'le:vənt) bn. en bw. (-er, -st) beleefd en kennis hebbend der goede vormen : een man. Syn. → beleefd.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wellevend

bn. en bw. (-er, -st), beleefd, welgemanierd.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WELLEVEND

WELLEVEND, bn. bw. (-er, -st), beleefd, beschaafd, welgemanierd: een wellevend man, zich wellevend gedragen. WELLEVENDHEID, v. welgemanierdheid.

2024-04-20
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Wellevend

zie Beschaafd.

2024-04-20
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Wellevend

Wellevend, bn. en bijw. (-er, -st), beleefd, beschaafd, welgemanierd. *-HEID, v. gmv. welgemanierdheid.