Wellevend
adj. & adv., hoflik.
Jozef Verschueren (1930)
(wel'le:vənt) bn. en bw. (-er, -st) beleefd en kennis hebbend der goede vormen : een man. Syn. → beleefd.
J.H. van Dale (1898)
WELLEVEND, bn. bw. (-er, -st), beleefd, beschaafd, welgemanierd: een wellevend man, zich wellevend gedragen. WELLEVENDHEID, v. welgemanierdheid.
I.M. Calisch (1864)
Wellevend, bn. en bijw. (-er, -st), beleefd, beschaafd, welgemanierd. *-HEID, v. gmv. welgemanierdheid.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: