Wat is de betekenis van wegleggen?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

wegleggen

(begin 20e eeuw) (Amsterdam) sparen. • wegleggen, sparen, Sluyser. (Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak: Taal in stad en land. Amsterdams. 2002)

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wegleggen

wegleggen - Werkwoord 1. (ov) terzijde leggen 2. (ov) opbergen, achter slot brengen Woordherkomst samenstelling van weg en leggen

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wegleggen

wegleggen - regelmatig werkwoord uitspraak: weg-leg-gen 1. bewaren en niet uitgeven ♢ wij leggen elke maand geld weg voor een nieuwe auto 1. dat is niet weggelegd voor hem [niet bereikbaar]...

2024-04-19
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

wegleggen

Van een contract: eenvoudig maken. Zie ook: laydown; neerleggen; vlijer

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wegleggen

v., wei-, bisidelizze, -bergje, oan ’e kant lizze, út ’e wei lizze.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wegleggen

(legde weg, heeft weggelegd, -geleid), 1. uit de hand, ter zijde leggen : leg dat boek weg ; — (ook) uit het oog wegnemen ; 2. opbergen, achter slot brengen ; 3. (gemeenz.) in bed leggen: de meid, is bezig met de kinderen weg te leggen ; 4. sparen, overleggen : geld voor de vacantie, voor de feesten wegleggen...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wegleggen

legde of lei weg, h. weggelegd of weggeleid (terzijde leggen, opbergen, besparen): een boek wegleggen, zijn brieven wegleggen; elke maand een kleinigheid wegleggen, sparen; fig. zo’n geluk is voor mij niet weggelegd, bestemd.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wegleggen

('wech) (legde weg, heeft weggelegd) 1. ter zijde leggen : zijn breiwerk –. 2. Gemz. in bed leggen : leg de kinderen gauw weg. 3. uit het oog wegnemen. 4. bergen, bewaren. 5. sparen : veel geld –. 6. bestemmen : voor hem is die eer weggelegd.