Wat is de betekenis van weeroog?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weeroog

weeroog - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) Woordherkomst samenstelling van weer en oog

2024-04-20
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

weeroog

Zie (ook) strontje

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

weeroog

Klein gezwel aan een ooglid, ontstaan door ontsteking van de talkkliertjes van de oogharen: gerstekorrel, (gemeenz.) strontje.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

weeroog

o. weerogen (Z.-N. weegscheet).

2024-04-20
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Weeroog

zekere oogaandoening, gerstekorrel. → Oogziekten.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

weeroog

('we:r) o. (weerogen) gerstekorrel (II 1).

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WEEROOG

WEEROOG - o. (-en), (geneesk.) gerstekorrel, zekere oogkwaal.

Gerelateerde zoekopdrachten