Wat is de betekenis van weerloos?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weerloos

weerloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet in staat zich te verweren Woordherkomst afgeleid van weer (stam van het werkwoord weren) met het achtervoegsel -loos

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

weerloos

weerloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: weer-loos 1. geen verdediging hebben, je niet kunnen verweren ♢ een baby is weerloos tegen de boze buitenwereld Bijvoeglijk naamwoord: weer-loos ... is weerlozer dan ......

2024-04-20
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

weerloos

swak.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Weerloos

adj. & adv., warleas, sûnder forwar.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

weerloos

bn.; weerlozer, weerloost (zonder weer of verdediging): de duif is een weerloze prooi van de havik; een weerloos slachtoffer.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

weerloos

('we:r) bn. en bw.(...lozer, -t) 1. zonder verweer, zonder verdediging: het lam; staan. 2. zwak.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Weerloos

bn. (-lozer, -t of meest -), zich niet kunnen weren, zonder verdediging: weerloze gevangenen mishandelen.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WEERLOOS

WEERLOOS - bn. (...zer,-st), zonder verdediging: het weerloos lam; weerloos staan; (fig.) zwak ; weerlooze vrouwen slaan. WEERLOOSHEID, v. weerlooze toestand.