weerloos
weerloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet in staat zich te verweren Woordherkomst afgeleid van weer (stam van het werkwoord weren) met het achtervoegsel -loos
Wiktionary (2019)
weerloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet in staat zich te verweren Woordherkomst afgeleid van weer (stam van het werkwoord weren) met het achtervoegsel -loos
Muiswerk Educatief (2017)
weerloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: weer-loos 1. geen verdediging hebben, je niet kunnen verweren ♢ een baby is weerloos tegen de boze buitenwereld Bijvoeglijk naamwoord: weer-loos ... is weerlozer dan ......
M. J. Koenen's (1937)
bn.; weerlozer, weerloost (zonder weer of verdediging): de duif is een weerloze prooi van de havik; een weerloos slachtoffer.
Jozef Verschueren (1930)
('we:r) bn. en bw.(...lozer, -t) 1. zonder verweer, zonder verdediging: het lam; staan. 2. zwak.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-lozer, -t of meest -), zich niet kunnen weren, zonder verdediging: weerloze gevangenen mishandelen.
J.H. van Dale (1898)
WEERLOOS - bn. (...zer,-st), zonder verdediging: het weerloos lam; weerloos staan; (fig.) zwak ; weerlooze vrouwen slaan. WEERLOOSHEID, v. weerlooze toestand.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: