Wat is de betekenis van weekend?

2024-03-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

weekend

(zelfstandig naamwoord) [alg.] weekeinde, weekeind - Na een slepend saaie werkweek snakte de raamambtenaar naar een ontspannen weekeinde. - De organisator van de popconcerten is blij dat er veel vraag is naar weekeindkaarten.

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

weekend

weekend - Zelfstandignaamwoord 1. (tijdrekening) de periode van vrijdagavond tot en met zondagnacht Woordherkomst Van het Engelse #Engels|weekend. Synoniemen weekeinde, weekwisseling

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

weekend

weekend - onbekend woordtype uitspraak: wiek-end 1. periode aan het eind van de week, zaterdag en zondag ♢ in het weekend heb ik tijd om uit te slapen Onbekend woordtype: wiek-end Synoniemen weekeinde

Wil je toegang tot alle 7 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Weekend

(weekeinde) zaterdag en zondag