Wat is de betekenis van Weed?

(1964) (Eng.) (drugs) wellicht de populairste term voor marihuana*. Vaak vernederlandst tot wiet. De Nederlandse variant wordt 'Nederwiet' genoemd. Zie ook: Acapulco* Gold; banghi*; bhang*; dagga*; ganja*; gras*; kruiden*; Libanon*; Maria* Juana; Maroc*; Mary* Jane; pot*; reefer*; skunk*; spinaziewiet*; spliff*; stick*; stoomboot*; thee*. • Ba...

weed - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) Isatis tinctoria plant van het geslacht Isatis, uit de familie der kruisbloemigen die werd gebruikt voor het blauw verven van stoffen 2. marihuana, wiet Synoniemen [1] wede

Weed - (Eng.) marihuana. Vaak vernederlandst tot wiet.

[Am., = lett.: onkruid], ook wiet (druggebruikerstaal) marihuana, z.a; Nederweed: in Nederland gekweekte marihuana.

marihuana

soort Indische hennep.

I. 1. onkruid; zeegras; 2. tabak, sigaar; 3. knol [v. paard]; opgeschoten slungel; kerel van niks; weeds, 1. onkruid; zeegras; 2. weduwenkleed; ill weeds grow apace (are sure to thrive), onkruid vergaat niet; she cast her weeds, ze zei de weduwstaat vaarwel (hertrouwde); II. wieden, uitroeien, zuiveren (van of); weed out, wieden, uitroeien, verwijd...

...

...