Wat is de betekenis van waterloop?

waterloop - Zelfstandignaamwoord 1. een - min of meer - lijnvormig watervoerend object met vrij wateroppervlak 2. het lopen of de bewegingsrichting van water Woordherkomst samenstelling van water en loop Synoniemen [1] waterstroom

waterloop - zelfstandig naamwoord uitspraak: wa-ter-loop 1. rivier of beek ♢ we ontdekten een waterloop in het bos 2. het lopen van water, of de richting waarin het water loopt ♢ de waterloop va...

Bij watermolens, de gemetselde muren waartussen het water naar de molen werd gevoerd. Voorwaterloop: van wachtdeur naar buitenwater. Achterwaterloop: van polder naar opleiding.

natuurlijke of door de mens gegraven, lijnvormige laagte waarlangs water wordt getransporteerd. Rivieren en beken zijn natuurlijke waterlopen, waarin echter veelal veranderingen zijn aangebracht door de mens. Kanalen, sloten en greppels zijn door de mens gegraven waterlopen. Waterlopen vormen het transportmiddel ten behoeve van de waterbeheersing i...

Algemene benaming voor alle open afvoeren van water.

s., wetterrin, wjittering, ryd, ried, slinke.

m., 1. het lopen of de bewegingsrichting van water; — erfdienstbaarheid van waterloop, het recht om schoon water op eens anders erf te doen uitlopen (B.W.,729); 2. (...lopen), stroom, wetering; (inz.) beek.

m. waterlopen (richting v. stromend water; ook: wetering).

meer technisch woord voor beek. Voor →erfdienstbaarheid van w. zie aldaar.