waterchinees
(1856) (scheldw.) zonderling persoon; iemand die zich raar gedraagt. Te Rotterdam gebruikt voor een Chinese inwoner van Katendrecht. Volgens het spreekwoordenboek van F.A. Stoett letterlijk: 'een Chinees die, overboord gezet, op een bamboematje zit te visschen'. In de letterlijke betekenis slechts in één bron gevonden. • Wij zei...