Wat is de betekenis van wantrouwig?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wantrouwig

wantrouwig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet alleen maar het gebrek aan vertrouwen maar juist ook het achterdochtig zijn Punk verwijst sinds het midden van de jaren 70 van de twintigste eeuw naar een stroming binnen de jongerencultuur die zeer wantrouwig tegen de grote ideologieën aankijkt....

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

wantrouwig

wantrouwig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wan-trou-wig 1. met een gevoel dat je het niet vertrouwt ♢ wantrouwig keek hij me aan toen ik hem het pakje gaf Bijvoeglijk naamwoord: wan-trou-wig ... is wantrouwiger da...

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wantrouwig

bn. bw. (-er, -st), wantrouwen koesterend of (bw.) met wantrouwen ; argwanend, achterdochtig : wantrouwig van aard; iem. wantrouwig aanzien.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wantrouwig

bn. (met wantrouwen, achterdochtig).

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wantrouwig

(wan'trouwəch) bn. en bw. (-er, -st) met wantrouwen, achterdochtig, argwanend : een mens.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wantrouwig

bn. en bw. (-er, -st), wantrouwen koesterend of (bijw.) met wantrouwen.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WANTROUWIG

WANTROUWIG - bn. bw. (-er, -st), met wantrouwen; argwanend, achterdochtig: wantrouwig van aard; iem. wantrouwig aanzien. WANTROUWIGHEID, v. wantrouwen.