Wat is de betekenis van Wanordelijk?

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wanordelijk

adj., oeral(lich), rûzich, rûzemoezich, rûze-, rûsbroekerich, brollich; — door elkaar liggen, (h)inter troch twinter lizze, der raer, need hinne lizze; het is er —, it stiet der bryk by; -e boel, skieppeskuorre, beijer(s)boel, brol; — huishouden, rûs-, rûzebroe...

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wanordelijk

bn. bw. (-er, -st), in wanorde verkerend, ordeloos, ongeregeld, verward : een wanordelijke vlucht; een wanordelijk leven leiden ; — een wanordelijk mens, die geen orde houdt in zijn zaken.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wanordelijk

bn., bw.; in wanorde, ordeloos: een wanordelijk huishouden, ongeregeld.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wanordelijk

(wan'ordələk) bn. en bw. (-er, -st) 1. in wanorde : een huishouden. 2. ongeregeld, zonder beheer. 3. verward. Syn. ➝ ordeloos.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wanordelijk

bn. en bw. (-er, -st), in wanorde verkerend, ordeloos, ongeregeld, verward.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WANORDELIJK

WANORDELIJK - bn. bw. (-er, -st), in wanorde, ordeloos, ongeregeld, verward; zonder beheer.