wankelen
wankelen - Werkwoord 1. (inerg) onvast op de voeten staan, dreigen te vallen ♢ De plotselinge windvlaag deed hem wankelen. 2. ergatief op onvaste wijze zich ergens heen begeven ♢ Hij is stomdronken naar huis gewankeld.
Wiktionary (2019)
wankelen - Werkwoord 1. (inerg) onvast op de voeten staan, dreigen te vallen ♢ De plotselinge windvlaag deed hem wankelen. 2. ergatief op onvaste wijze zich ergens heen begeven ♢ Hij is stomdronken naar huis gewankeld.
Muiswerk Educatief (2017)
wankelen - regelmatig werkwoord uitspraak: wan-ke-len 1. onzeker lopen ♢ de zieke wankelde door de kamer Regelmatig werkwoord: wan-ke-len ik wankel jij/u wankelt ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., wankelje, wifelje, wivelje, wiigje, wriggelje; -d lopen, wraggelje; (bij dronkenschap), oer de foet stappe.
Van Dale Uitgevers (1950)
(wankelde, heeft en is gewankeld), 1. heen en weer (kunnen) bewegen, onvast zijn, niet vast staan, zijn evenwicht verliezen : die slag deed hem wankelen ; een wankelend scheepje; — (oneig.) niet vast stand houden, beginnen te wijken: de linkervleugel (van het leger) begon te wankelen ; — een wankelende troon,...
M. J. Koenen's (1937)
wankelde, heeft gewankeld: 1. zich langzaam en onzeker heen en weer bewegen; onvast staan: deze stoot deed hem wankelen; deze tafel wankelt; 2. fig. weifelen: zijn overtuiging raakt aan het wankelen; aan ’t wankelen brengen.
Jozef Verschueren (1930)
('wankələn) (wankelde, heeft gewankeld) 1. niet vast staan : de tafel wankelt; iemand doen -. Syn. waggelen. 2. weifelen : in zijn besluit-; zijn overtuiging raakt aan het -; iemand aan het brengen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(wankelde, heeft en is gewankeld), 1. onvast zijn, niet vast staan, zijn evenwicht verliezen: die slag deed hem wankelen; van geen wankelen weten, volstrekt standvastig blijven; dreigen om te vallen of in te storten: een wankelende troon; 2. onvast, op wankele voeten lopen: hij wankelde de kamer uit; 3. onzeker zijn, weifelen: iemand aan het wank...
J.H. van Dale (1898)
WANKELEN - (wankelde, heeft gewankeld), zich langzaam heen en weer bewegen; onvast zijn, niet vast staan ; in zijn besluit, in het geloof wankelen, weifelen. WANKELING, v. (-en), het wankelen; aarzeling, besluiteloosheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: