wankel
wankel - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wan-kel 1. wat niet stevig staat ♢ het veulen staat nog wankel op de benen Bijvoeglijk naamwoord: wan-kel ... is wankeler dan ... het wankelst...
Muiswerk Educatief (2017)
wankel - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: wan-kel 1. wat niet stevig staat ♢ het veulen staat nog wankel op de benen Bijvoeglijk naamwoord: wan-kel ... is wankeler dan ... het wankelst...
H.J. Terblanche - M.A., D. Litt
onseker; onstandvastig; weifelend; gewankel, onvas (onseker), heen en weer beweeg (staan); weifel.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., wankel, kantelich, wif, wabbelich, wib(b)elich, wippelich, wipperich, tuit(el)ich, tuiterich, koaijich, wilewa(r)lich; — staan, wippelje; — ding, tuitel.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. niet vast, heen en weer gaande : die tafel staat wankel; wankel op de benen staan ; vand. ook : op wankele benen of voeten ; een wankele gang ; 2. (fig.) onzeker, ongewis, onbestendig : het wankele geluk.
Jozef Verschueren (1930)
('wankəl) bn. en bw. (-er, -st) 1. onvast : een -e gang. 2. ongewis, onzeker : een geluk; uw kans staat -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. en bw. (-er, -st), 1. niet vast, heen en weer gaand: die tafel staat -; wankel op de benen staan; 2. (fig.) onzeker, ongewis, onbestendig: zijn kansen staan wankel.
J.Pluim (1911)
afl. van wanken (als schamel van schamen) = oorspr.: zijwaarts gaan of buigen, vgl.: „Ik wankte niet, maar ging recht door”, en hieruit: onvast staan, b.v.: ,,Zijn liefde kan niet wanken”. Het denom. is: wankelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: